Vraag en antwoord -
Vrijstelling van overdrachtsbelasting
Kunnen woningcorporaties bij overname van zorgonroerend goed vrijgesteld worden van overdrachtsbelasting als zij het personeel overnemen dat zich bij de zorginstelling met het beheer van het vastgoed bezighield?
Er geldt geen algemene vrijstelling voor dit soort situaties. Er zijn slechts enkele zeer uitzonderlijk situaties waarin vastgoed werd overgenomen inclusief personeel waarbij geen overdrachtsbelasting behoefde te worden betaald. Het gaat dan om situaties waarbij, naast het personeel, zowel het bezit als de schulden worden overgenomen.
Woningcorporaties kunnen geen zorgpersoneel in dienst nemen, want de zorgdienstverlening mag immers niet door hen worden uitgevoerd. Dit personeel zal altijd in een afzonderlijke zorg-rechtspersoon zijn ondergebracht.
Er bestaat geen algemene wettelijke regeling op grond waarvan de verkrijging van vastgoed zou zijn vrijgesteld van overdrachtsbelasting als dat vastgoed wordt overgedragen met 'bijbehorend' personeel.
In bepaalde gevallen is de overdrachtsbelastingvrijstelling van toepassing bij de inbreng van een onderneming (dus ingeval van de overdracht van een samenstel van activa en passiva, waaronder onroerende zaken en eventueel personeel).
Die vrijstelling is geregeld in artikel 15, lid 1, letter e van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (Wet BRV), en verder uitgewerkt in artikel 4 van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer 1971. Die vrijstelling geldt in geval van de inbreng van een onderneming (met de bijbehorende onroerende zaken) in een vennootschap die geen in aandelen verdeeld kapitaal heeft, zoals een VOF, CV of maatschap. Voor toepassing van deze vrijstelling stelt de wet de eis dat:
- de inbrengende vennoot op de kapitaalrekening van de vennootschap wordt bijgeschreven voor de waarde van de onderneming en
- de ingebrachte onderneming niet heeft behoord tot het vermogen van een zogenaamd vastgoedlichaam zoals bedoeld in artikel 4 van de Wet BRV.
Voor de inbreng van "losse" onroerende zaken geldt de genoemde vrijstelling in principe niet, behalve wanneer die inbreng gebeurt in het kader van de toetreding, uittreding of vervanging van vennoten in een bestaande vennootschap en de betreffende onroerende zaak niet is gebruikt of bestemd voor vastgoedhandel of -exploitatie.
Er geldt ook overdrachtsbelastingvrijstelling voor verkrijging van onroerende zaken bij fusie, splitsing en interne reorganisatie. Ook in dergelijke gevallen wordt dan geen vastgoed sec overgedragen, maar een samenstel van activa en passiva.
Die vrijstelling is geregeld in artikel 15, lid 1, letter h van de Wet BRV.
Uit artikel 5a van het Uitvoeringsbesluit belastingen van rechtsverkeer 1971 blijkt echter dat die vrijstelling alleen geldt voor fusies tussen 'vennootschappen'. Daartoe worden stichtingen en verenigingen (zonder een in aandelen verdeeld kapitaal) niet gerekend, aldus lid 7 van dat artikel 5a. (Om die reden moeten stichtingen en verenigingen zich ingeval van een fusie dan ook 'behelpen' met een kwijtscheldingsresolutie).
Kortom, er bestaan wel situaties waarin de overdracht van vastgoed 'met bijbehorend personeel' in aanmerking komt voor vrijstelling van overdrachtsbelasting, maar het gaat daarbij wel om specifieke situaties.
Dit antwoord is opgesteld door Hans van Doesburg, fiscaal-juridisch adviseur Aedes.
